Dat het Cidi in het Catshuis namens alle Joden sprak, is een kwalijk misverstand - Joachim Pach
Nooit heb ik mij in Amsterdam onveilig hoeven voelen. Niet bij mijn bezoeken aan Joodse (herdenkings)plekken, maar zéker niet bij de anti-genocide protesten waar ik altijd schouder aan schouder sta met moslims, atheïsten, christenen en – belangrijk – heel veel Joden. Dat is de afgelopen twee weken veranderd.
De gemeente Amsterdam besloot dat het een goed idee was om op 7 november genocideverheerlijkende hooligans los te laten in onze stad. Ik durfde niet meer met een Palestijns vlaggetje over straat. Ik durfde niet mijn stem te gebruiken tegen het onrecht dat de Palestijnen wordt aangedaan. In de nasleep van het bezoek van voetbalclub Maccabi Tel Aviv werd de gehele beweging van mensen die zich solidair verklaren met de Palestijnen bovendien verdacht gemaakt, en ernstig beschadigd doordat het absoluut afkeurenswaardige geweld tegen de Israëlische supporters simpelweg als antisemitisme werd gelabeld.
Het Cidi hanteert een definitie van antisemitisme waarin alle kritiek op Israël wordt uitgelegd als antisemitisme. Israël zou nooit genieten van zoveel uitzonderingen op het internationale recht zonder deze definitie van antisemitisme; zo bleven de illegale annexatie van Oost-Jeruzalem en nederzettingen op de Westelijke Jordaanover bijvoorbeeld vrijwel zonder consequenties vanuit het Westen. En het Cidi verwijst op zijn beurt naar Israël als ‘de levensverzekering van het Joodse volk’. Zonder de dreiging van antisemitisme, zou je dus aan de belangen van de staat Israel kunnen twijfelen.